Hier volgen verklaringen van enkele vaktermen en de eventueel daarbij behorende maten, zoals die in het Bouwbesluit zijn vastgelegd en van toepassing voor trappen in een nieuwbouwwoning, die toegang verschaffen tot een verblijfsruimte. (Gemakshalve gaan wij hierbij even voorbij aan de eisen, die aan trappen voor andere gebouwen/situaties worden gesteld.)
Aantrede Dat is de horizontale maat van het tredevlak, gemeten op de looplijn en loodrecht op de voorkant van het tredevlak tot aan de verticale projectie van de voorkant van de bovenliggende trede op het betreffende tredevlak. De minimummaat volgens Bouwbesluit 2002 is 22 cm (was voorheen 18,5 cm).
Breedte van de trap Hiermee wordt bedoeld de kleinste maat tussen een afscheiding (bv. muur of inspringend trapdeel) of anders de buitenzijde van de trapboom enerzijds en de buitenzijde van de trapboom resp. binnenzijde van een muur/inspringende trapdeel anderzijds. Hierbij worden leuningen altijd buiten beschouwing gelaten. Het Bouwbesluit eist een ”minimum breedte van de trap” van 80 cm.
Beloopbaarheid Hieronder wordt verstaan de schuinte ofwel de hoek van de trap ofwel de verhouding tussen de optrede en de aantrede. Een in de trappenindustrie gebruikte formule, ook wel ’struikelformule’ genoemd, (2x optrede + 1x aantrede) geeft de beloopbaarheid (”luiheid”) van een trap aan. De uitkomst van die formule moet tussen de 57 en 65 cm liggen. Hoe kleiner deze waarde is, hoe ”luier” de trap, natuurlijk daarbij wel rekening houdend met de voorschriften m.b.t. de optrede en de aantrede. Volgens de eisen van het Bouwbesluit 2002 is de uitkomst van de formule maximaal 59 cm ( 2x 18,5+1x 22).
Hoofdbaluster (ook wel ”hulpspil” genoemd) Dit is een loodrecht opgaand (veelal rechthoekig) deel van de trap t.p.v. een uiteinde van een trapboom t.b.v. bevestiging van trap- en/of vloerhekken.
Hoogte onderkant vloer Dit is de hoogtemaat, loodrecht gemeten, vanaf bovenkant van de onderliggende vloer tot onderkant van het afgewerkt plafond t.p.v. de bovenliggende vloer. Deze maat moet volgens het Bouwbesluit 2002 minimaal 260 cm zijn (was voorheen 240 cm).
Hoogte van de trap Dat is de hoogtemaat t.p.v. de trap, loodrecht gemeten vanaf de bovenkant van de onderliggende vloer tot de bovenkant van de bovenliggende vloer cq. bovenste trede van de trap (ook wel ”weltrede” genoemd) en mag volgens het Bouwbesluit maximaal 400 cm zijn. Indien een trap een grotere hoogte moet overbruggen, dan zal een bordes met een minimale vrije oppervlakte van 80x80 cm in de trap moeten worden opgenomen.
Looplijn Dat is een denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn, die de voorkanten van de treden met elkaar verbindt. Deze lijn (dat kunnen er meerdere zijn, als ze maar voldoen aan de daaraan gestelde eisen) moet minimaal 30 cm uit de aangrenzende muur/afscheiding resp. de buitenzijde van de trap liggen. Deze lijn moet t.p.v. verdreven treden (kwarten) van de trap bovendien een voldoende grote straal hebben om een vloeiend verloop te verkrijgen.
Loopgebied Dit is het gebied, waarbinnen de looplijn van de trap moet liggen. Deze term is moeilijk in enkele woorden volledig te omschrijven. In het kort echter: Uitgaande van de minimum breedte van de trap (80 cm) en het gegeven, dat de klimlijn minimaal 30 cm uit de zijkant van de trap c.q. de aangrenzende muur/afscheiding moet liggen, resteert een loopgebied van 20 cm (80 cm - 2x30 cm).
Muurleuning Een (houten) deel langs de aansluitende muur/afscheiding , veelal evenwijdig lopend aan de trapboom, te bevestigen op leuninghouders, t.b.v. het hebben van houvast bij het belopen van de trap.
Optrede Dat is de verticale, loodrecht gemeten, hoogtemaat tussen de bovenzijden van 2 opeenvolgende tredevlakken. Deze maat mag volgens het Bouwbesluit 2002 maximaal 18,5 cm zijn (was voorheen 21 cm).
Spil Een loodrecht opgaand (veelal rechthoekig) houten deel waarop de hoektreden (kwarten) van een trap steunen of in bevestigd worden. De spil steunt veelal op de onderliggende vloer of de spil van een onderliggende trap. Tevens dient de spil voor de koppeling/ondersteuning/bevestiging van trapbomen en/of traphekken.
Stootbord Een verticaal geplaatst deel van de trap, veelal van massief hout of plaatmateriaal, dat dient ter afsluiting van de opening tussen 2 opeenvolgende traptreden en de aansluitende trapbomen en/of spil. Een trap zonder stootborden noemt men ook wel een ”open trap” en een trap met stootborden een ”dichte trap”.
Trapboom Verticaal deel aan de buitenzijden van de trap, waarop de treden steunen of in bevestigd worden. Dit kan o.a. in verschillende vormen gerealiseerd worden, nl: a. Treden ingelaten in de trapboom (dichte boom). Meestal zijn deze bomen 38 mm dik. b. Treden op uitgekeepte trapboom bevestigd (keepboom). Deze bomen zijn meestal 38 mm dik. Bij deze boomvorm zijn stootborden ook mogelijk.
Traphek Hekwerk op een trap(-deel), parallel lopend met de trapboom, aangebracht tussen spillen/hoofd-balusters, meestal bestaande uit verticale spijlen en een dekleuning, aan de onderzijde bevestigd op de trapboom of traptreden. Een traphek dient om vallen te voorkomen. Afhankelijk van de hoogte en plaats van een traphek worden in het Bouwbesluit eisen gesteld aan de minimum hoogte daarvan. Er zijn eveneens voorschriften voor de maximale tussenruimte tussen de spijlen/leuningen onderling. Hekwerken zijn in vele variaties leverbaar.
Traptrede Het zal duidelijk zijn, dat daarmee de liggende delen van de trap worden bedoeld, bestemd voor ondersteuning van de voet bij het belopen van de trap. Standaard is een traptrede 38 mm dik. (Was voorheen 33 mm voor een dichte trap en 38 mm voor een open trap).
Tredebreedte Een trede moet, ter plaatse van de looplijn gemeten, volgens zowel het Bouwbesluit 2002 alsook van 1992 ten minste 23 cm breed zijn. Echter, als men de minimum aantrede volgens het Bouwbesluit 2002 (22 cm) verhoogt met de 4 cm van de welbreedte (gebruikelijke/effici?nte/praktische maat), resulteert een minimum tredebreedte op de looplijn van 26 cm.
Vloerhek Horizontaal hekwerk op de vloer. Verder als traphek, doch bij een spijlenhek worden de spijlen nu aan de onderzijde in een onderregel ingelaten, die op de vloer rust.
Vrije hoogte (ook ”doorloophoogte” genoemd) Dat is de hoogtemaat, loodrecht gemeten tussen elke willekeurige positie op de voorkant van een trede en het daarboven aanwezige bouwdeel. Deze maat moet bij nieuwbouw woningen volgens het Bouwbesluit 2002 minimaal 230 cm zijn (was voorheen 210 cm).
Welbreedte (ook ”wel” genoemd) Hieronder wordt verstaan het overstek van de bovenliggende trede ten opzichte van de onderliggende trede. De gebruikelijke en efficiente maat is 4 cm. MEBU Trappen gebruikt standaard een wel van 5 cm.
Welstuk Daarmee wordt de bovenste traptrede bedoeld, die aansluit tegen de vloer. Deze is veelal veel smaller dan de andere treden van een trap en dient ter realisering van de eerder genoemde ”wel” t.p.v. de vloer.
Uiteraard zijn er nog meer vaktermen te noemen, doch bovengenoemde termen volstaan voor de meest gangbare trappen. In onze showroom kunnen wij u aan de hand van de daar opgestelde trappen en aanwezige foto’s verder informeren over de mogelijkheden, toegespitst op uw situatie. U bent van harte welkom. Gaarne wel vooraf even een afspraak maken, zodat wij tijd voor u kunnen reserveren. De koffie staat klaar. Graag een goede plattegrond of tekening meenemen, zodat wij u juist kunnen adviseren.